De hengstenvrouw

De hengstenvrouw is een bewerking en vertaling door Albertina Soepboer van gedichten uit de bundels Gearslach en De twirre yn ’e tiid, die beide in dit boekenoverzicht zijn opgenomen. Het is een bundel die als een zelfstandig geheel opgezet is en ook zo gelezen kan worden.

Middelpunt van De hengstenvrouw vormt het lichaam in een bijna mythisch landschap – een landschap waar erotiek, geweld, seks, vrouwelijkheid en mythe en het schrijven zelf samenkomen. Evenals in de Friestalige bundels spelen eerst de zee en dan de seizoenen met hun kleuren een belangrijke rol.

De hengstenvrouw is uitgegeven bij uitgeverij Prometheus te Amsterdam in 1997. De bundel is niet meer verkrijgbaar in de boekhandel. Gearslach en De twirre yn ’e tiid zijn nog wel te verkrijgen.

ISBN – nummer: 9053335439

Het Ig Henneman Tentet zette de cyclus ‘Het indigo in de maan’ op muziek op de CD Indigo samen met gedichten van o.a. Ida Gerhardt en Henriëtte Roland Holst. De CD verscheen in 1998 bij de tentoonstelling en het symposium ‘Vrouwenarbeid 100 jaar later’ van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

   

 

Uit De hengstenvrouw:

Het indigo in de maan

Dan vriest de vijver dicht. In de diepte
verschijnt de drievormige maan. Het jaar
is vol, maar verwilderd passeer ik de tijd.

Zoveel dat ik zie. Iemand vertelt het groen
hoeveel hij nog om mij geeft, een ander iemand
verdrinkt zich in de vijver, weer een ander
hijgt honds tussen mijn tanden en de laatste
zet mij tegen een boom om begeerte te bewijzen.

En ik luister en ik loop niet over het ijs,
herken de vormen van verleden tijd niet. Maar
hoeveel nachten verschijnt ze al, vraagt me
waar ik was. Zou naar haar willen krijsen
dat het net zo koud en net zo dichtgevroren
als een vijver is.

Tot ik weer aan de afgrond sta. Zij toont geen
medelijden. Ziek van maan loop ik het ijs op.
Onder mijn blote benen kraakt een verleden
dat nauwelijks te zien valt. Diepblauw vloeit
het bloed en oostenwind snijdt zoveel scherper.

Ijselijk wit op het nachtzwart. In mijn keel
knijpt verleden mij bijna kapot. Schaduwen
zoeken mij, ritsen mijn vel open. Snijdend
stelt ze de vragen. Het ijs lijkt te veren en
mijn huid laat langzaam los. Naakt kijk ik
dwars door de littekens van de kou heen.
Voor wat ik zie vind ik geen aardse naam.

Indigo is haar naam.

 
Terug